Foto Universiteit Utrecht
Joodse studenten en staf zijn veruit in de minderheid, vormen bij voorbaat een kleine stem. “Maar die moeten we dan maar extra hard laten horen”, vindt emeritus hoogleraar Sonja de Leeuw (kern professor Nederlandse televisiecultuur in internationale context, Universiteit Utrecht) in gesprek met Bas Belder voor IsraelNieuws.
In een recent interview met de Jüdische Allgemeine poneerde prof. Julia Bernstein (Universiteit Frankfurt): “Het recht van Joden om aan universiteiten te studeren, is even hard bevochten als het recht op protest. "Wij laten ons niet van de hogescholen verdrijven?”
Hoe kijkt u tegen deze stellingname aan? Zou dat ook het Joodse ultieme verweer moeten zijn in ons land, deze vastberaden houding? Of mankeert het daar soms aan?
Sonja de Leeuw: In het algemeen zal deze stelling zeker gelden. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden er nog quota gehanteerd wat betreft het aantal toegestane Joodse studenten in de toenmalige Sovjet-Unie. Van de mogelijk ooit gehanteerde quota in Nederland is mij niets bekend. De eerste vrouw die aan een Nederlandse universiteit studeerde was trouwens de Joodse Aletta Jacobs die in 1871 aan de Rijksuniversiteit Groningen werd ingeschreven bij de studie medicijnen. Kortom, voor meer groepen is toelating tot de universiteit hard bevochten. Los daarvan ben ik wel voor een vastberaden houding. Waarom zouden Joden zich laten verdrijven? Ik kan daar werkelijk geen enkele reden voor bedenken. Het punt is dat Joden en dus ook Joodse studenten en staf veruit in de minderheid zijn en bij voorbaat een kleine stem vormen. Maar die moeten we dan maar extra hard laten horen! Vooral niet zielig zijn, ons niet als slachtoffers opstellen en vooral niet bang zijn. Ook binnen een academische gemeenschap hoort er gelijkheid van toegang en uitwisseling te zijn. Joodse staf en medewerkers moeten die gelijkheid opeisen; het is immers aan de besturen van universiteiten en hogescholen om die gelijkheid te bewaken en beschermen!
Welke (ernstige) bezwaren koestert u tegen de reacties van universiteitsbesturen in Nederland op de aanhoudende hetze tegen Israël en “zionisten” op (letterlijk) academisch grondgebied?
Sonja de Leeuw: Mijn belangrijkste bezwaar is het ontbreken van een goed werkend moreel kompas en in het verlengde daarvan het falen van besturen in het eerdergenoemde bewaken en beschermen van iedereen, ongeacht opvatting, binnen de academische gemeenschap. Sterker nog, de meeste besturen lijken tot nu toe geneigd mee te gaan in het frame van Israël als zo ongeveer de ergste dader van de wereld, als bezetter, racist, kolonialist enz. Dit frame komt voort uit postkoloniale en zogenoemde intersectionele theorieën die enkele decennia geleden zijn ontwikkeld door zwarte wetenschappers en wetenschappers uit gekoloniseerde gebieden; het vatte post in disciplines als Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen, eerst in Amerika, en later elders, waaronder in Europa. Begrijp me niet verkeerd; de ontwikkeling van wetenschap is gebaat bij perspectieven die niet eerder aan bod kwamen, bij nieuwe stemmen. De methode die daarbij werd geïntroduceerd was het politiek gemotiveerde discours kritiek: de wetenschap in dienst van het opstaan van de onderdrukte (globaal het Oosten) tegen de onderdrukker (globaal het Westen). Universiteiten hebben studenten dus zelf in dit denken getraind. Vandaar dat zoveel staf zich aansluit bij de demonstraties die het intersectionele activisme weerspiegelen. Het wil zoveel zeggen als dat mensen te maken kunnen hebben met en dus kunnen lijden onder verschillende vormen van onderdrukking tegelijkertijd en je daarom maar het best tegen alle onderdrukking tegelijkertijd kunt strijden (ook academisch). De Duits-Amerikaanse wetenschapper Yascha Mounk noemt dat in zijn laatste boek (De Identiteitsval, Spectrum, 2023) “de identiteitssynthese”. Het kent een activistische component en impliceert voor een groot deel dat mensen die wat betreft identiteit van elkaar verschillen eigenlijk niet met elkaar in gesprek kunnen gaan. Dus in plaats van te vertrekken vanuit universele waarden, gaat het om nieuwe vormen van uitsluiting onder het mom van inclusie en diversiteit. Want waar zijn de Joden in deze? In verschillende takken van wetenschap heeft dit intersectioneel activisme het streven naar kennisvergroting, naar het onderzoeken van complexe realiteiten, verdreven ten gunste van een dogma, een ideologie. Het dogma, de ideologie namelijk van geïnstitutionaliseerd racisme, waartegen gestreden dient te worden. Kennelijk is de stap naar strijd tegen geïnstitutionaliseerd antizionisme een veel te grote voor de aanhangers van deze ideologie. Het departement Media en Cultuur Studies waar ik werkte aan de Universiteit Utrecht volgde deze benadering ook in het programma Gender Studies. Dit programma was het eerste dat zich uitsprak tegen Israël en zionisten in 2021 in navolging van de actiegroep Dutch Scholars for Palestine. De studentenversie van deze actiegroep bestaat al sinds 2014 in Nederland (Students for Justice in Palestine) en is overgewaaid uit de VS. Sommige universiteiten hebben de intersectionele benadering zo sterk omarmd dat die als de enige waarheid wordt gezien (bijvoorbeeld de Universiteit Leiden, en feitelijk alle gender- en postkoloniale studieprogramma’s). Het uitgangspunt van Dutch Scholars for Palestine is onder meer, dat Israël een racistisch en koloniaal project is en daarom als land voor Joden geen bestaansrecht heeft. Dit is een vorm van politiek antisemitisme dat door Colleges van Bestuur niet weersproken wordt. Het ontneemt de Joden zelfbeschikkingsrecht en ontmenselijkt ze. Anders gezegd, op grond van een onjuist uitgangspunt (Israël is een racist en kolonisator, de ultieme vorm van wat met ‘het Westen’ wordt bedoeld) wordt Israël als enige land ter wereld uitgelicht en gedemoniseerd; Joden worden neergezet als de belichaming van zogenoemde ‘white privilege’ en dienen dus per definitie bestreden te worden. Ik hoef niet uit te leggen dat daarmee de Joodse geschiedenis in al haar diversiteit -geografisch, etnisch, vol glorie en vernietiging- totaal wordt genegeerd. Hoe Colleges van Bestuur daarin mee kunnen gaan is mij een raadsel, temeer daar waarheidsvinding, wat toch een belangrijke opdracht binnen de academie zou moeten zijn, niet meer aan de orde is.
Het gebrek aan ruggengraat, het gebrek aan consistent beleid, en het gebrek aan moed bij Colleges van Bestuur, zijn evenzeer onthullend. Hoe kun je de mond vol hebben van safe spaces voor studenten en tegelijkertijd toestaan dat op het terrein van de universiteiten en hogescholen leuzen kunnen worden geschreeuwd die oproepen tot geweld (“Intifada Revolution” of ‘Intifada is the only Solution”, “We don’t want no Zionist here”). Dit zijn geen vreedzame leuzen, dit is geen protest tegen het beleid van de Israëlische regering -wat legitiem is- maar oproepen tot het verdrijven van Joden uit Israël; antizionisme is antisemitisme!
Wat ik de Colleges van Bestuur ook verwijt is dat ze er onvoldoende voor zorgen dat de activistische demonstranten buiten de gebouwen blijven. Demonstreren mag, maar doet dat buiten de universiteitsgebouwen, zelfs buiten het terrein van de universiteit, vind ik. Immers de veiligheid van andere studenten en staf geldt evenzeer en moet, als het moreel kompas juist is afgesteld, zelfs sterker gelden dan de exclusieve opvattingen van een groep die claimt de waarheid in pacht te hebben en niet wijkt voordat alle eisen zijn ingewilligd. In de VS hebben dit soort acties al geleid tot fysiek geweld tegen Joden en ik mag hopen dat het hier niet zover komt. Ik roep de Colleges van Bestuur daarom op ferm in te staan voor Joodse studenten en staf!
In Duitsland is door Joodse academici (waaronder prof. Bernstein) een netwerk van Joodse docenten aan hogescholen gesticht om Joodse studenten te ondersteunen. Het netwerk weet zich daarbij omringd door “een goede externe kring van niet-Joodse professoren”.
Hoe kijkt u tegen dit initiatief aan? Ook toepasbaar op de Nederlandse situatie?
Sonja de Leeuw: Wat een mooi initiatief! Al zou het niet nodig moeten zijn natuurlijk! Het vraagt wel een bepaalde organisatiegraad als we dit in Nederland zouden willen doen. Iemand moet het initiatief nemen. Op dit moment zijn er op enkele universiteiten apart wel initiatieven gelanceerd waarbij Joodse staf en Joodse studenten met elkaar overleggen en strategieën bepalen in de benadering van het College van Bestuur (Universiteit Amsterdam/Vrije Universiteit en Universiteit Utrecht). Ook heeft een groep staf en studenten (Joods en niet-Joods) zich aan de Universiteit Amsterdam gemobiliseerd en een petitie tegen het boycotten van Israëlische universiteiten opgesteld. Misschien moet dit allemaal eerst voordat we landelijk kunnen opereren. Op zich ben ik daarvoor, zeker gezien de omvang van de Joodse gemeenschap.
Welke academische initiatieven lopen er momenteel van Joodse en niet-Joodse zijde in Utrecht om zowel veiligheid en welzijn van Joodse docenten en studenten te waarborgen als het grote goed van de academische vrijheid te verdedigen? Waar liggen uw persoonlijke prioriteiten bij deze beide doelstellingen?
Sonja de Leeuw: In Utrecht hebben Joodse staf en studenten van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht zich verenigd in een WhatsApp groep, waardoor communicatie is vergemakkelijkt en menskracht snel gemobiliseerd kan worden bijvoorbeeld om een brief op te stellen aan de Colleges van Bestuur van deze instellingen. Dat laatste is intussen gebeurd en gesprekken zijn gevolgd. Het is nu aan de colleges om te handelen. Dat zullen we goed volgen. Mijn persoonlijke prioriteiten wat betreft veiligheid en academische vrijheid zijn: dat Colleges van Bestuur in Utrecht in een expliciet statement instaan voor de Joodse staf en studenten; dat zoals ik al zei de demonstranten buiten de gebouwen blijven, evenals de spandoeken, zelfs buiten de poort; dat binnen de gebouwen debat gefaciliteerd wordt tussen staf en studenten alleen (geen professionele demonstranten) waarbij feiten het uitgangspunt zijn (dus bijvoorbeeld niet het narratief van genocide als vertrekpunt); dat banden niet verbroken worden met Israëlische universiteiten en dat stigmatisering van Israëlische universiteiten voorkomen wordt (het apart benoemen van deze instellingen werkt stigmatiserend). Publiceren van alle banden met buitenlandse universiteiten op de website van de universiteiten en hogescholen ten behoeve van transparantie kan wel natuurlijk. Dat zijn ook geen geheimen. En verder dienen Colleges vanuit een academische opdracht zich consequent te keren tegen vooringenomen standpunten en tegen intolerantie van zogenoemde afwijkende standpunten.
Het belangrijkste instrument tegen antisemitische ervaringen ligt naar de stellige overtuiging van Julia Bernstein in het kracht putten uit het Jodendom en zo de Joodse identiteit te versterken. Zij heeft zich in haar onderzoek heel intensief beziggehouden met traumatica in de diverse Joodse generaties. Op grond daarvan zegt Bernstein dan ook dat het verzwijgen of compleet ontkennen van de eigen Joodse identiteit op een dwaalspoor leidt. Juist zij, die een sterkere Joodse identiteit hebben, blijken beter te kunnen omgaan met antisemitische crises of ervaringen dan degenen die Duitser willen zijn dan de Duitsers.
Snijdt Bernstein hier een acuut Joods dilemma aan?
Sonja de Leeuw: Dat vind ik een lastige vraag om te beantwoorden. Hoe weerbaar je bent, heeft vast ook met karakter te maken. Ik zie wel de dualiteit waar Bernstein mogelijk op doelt. Ik geloof niet dat wekelijks sjoelbezoek of het voortdurend bestuderen van de Thora je beter wapenen tegen antisemitisme. Tegelijkertijd geloof ik ook niet dat je je beter wapent door jezelf als Jood te verbergen. Zonder het van de daken te schreeuwen, kun je bewust Joods zijn en dat uitdragen. Het moet immers net zo normaal zijn als welk ander identiteitskenmerk: ja ik ben Joods, ik ben vrouw, ik ben Nederlander, ik ben deel van de academische gemeenschap en mogelijk nog wat meer. Verbergen maakt angstig en angst is het laatste waarmee we gebaat zijn als Joodse gemeenschap.
Bas Belder (historicus) stelde de vragen.
De zgn. linksen van nu, zijn de drones van elitaire chronische monsters (Dante Alighieri Goddelijke Komedie) die een agenda op na houden, bedoeld om: a) West Europa in chaos te brengen, en zodoende haar concurrentiepositie te verzwakken. b) ontvolking via selectieve genocide d.m.v. een islamitisch Jihad-leger die van binnenin zal aanvallen op dezelfde wijze waarin ISIS viel Mosul, Sinjar gebergte, Palmyra en Raqqa aan. De bloedbad van zaterdag 7 oktober 2023, is te vergelijken met de Carrière Beurs in de RAI https://www.carrierebeurs.nl/ of een uitzendbureau voor professionals, waar men top moordenaars, begaafde verkrachters en koppensnellers kan uitzoeken. De selecte Gazaanse toptalenten in de bovenstaande categorieën zouden naar Europa worden geïmporteerd, om de count-down een boost te geven. De universiteitsstudenten…