Deze week eindelijk weer de Onafhankelijkheidsdag gevierd in Israel. De laatste jaren moest ik dat beroepsmatig in het buitenland doen. Zonder familie, zonder gezin, zonder kroost. Deze week was dat anders.
Al 75 jaar proberen wij, die uit 86 landen naar ons huisland zijn gekomen, een nieuwe cultuur te bouwen: niet Europees, niet Oosters: Israëlisch. Dat begon met het creëren van de Israëlische falafel en de nationale feest- en treurdagen. Vooral de Onafhankelijkheidsdag kreeg zijn eigen aroma: in welk land stap je over van nationale dodenherdenking naar een onafhankelijkheidsfeest in 5 minuten? De traditie om eerst onze doden te herdenken en daarna meteen te gaan feesten is typisch Israëlisch: geen feest zonder eerst even na te denken wat deze vrijheid ons kost.
Van die 75 jaar heb ik 50 jaar hier mogen meemaken. Ik heb oorlogen actief meegemaakt, militaire acties meegemaakt, raketten uit Irak, Libanon, Syrië en Gaza – ik heb het meegemaakt. En overleefd. Ik kwam in mijn eentje in 1973. 50 jaar later kijk ik, samen met de beste en liefste partner, naar onze drie kinderen en hun partners en naar onze 9 kleinkinderen.
Met deze kliek gingen we woensdag naar het strand van onze mooie stad Haifa, waar we genoten van een show van onze luchtmacht en enkele gast-luchtmachten. Alle soorten vliegtuigen en helikopters vlogen over ons heen. Toen de C-130, bekend als Hercules, over ons heen vloog, legde onze oudste uit aan haar kinderen dat Opa en Oma in dat ding hebben gevlogen en dat Opa zelfs diverse malen uit een Hercules sprong – met parachute. Zes paar ogen van kleinkinderen keken bewonderend naar ons en ik kon slechts knikken met mijn hoofd.
Ze kunnen nog niet begrijpen wat het was om je eigen, bekende land te verlaten, je familie achter te laten en een nieuw leven te beginnen in een ander land. En ja, ik voelde me meteen thuis en werd aan het koeien melken gezet in de kibboets. Maar ik was alleen. In het leger was ik een “lone soldier”, een soldaat zonder familie in het land. Bij alle ceremonieën in het leger, na afloop, wanneer alle soldaten hun families gingen omhelzen, was het de taak van de eenzame soldaten om de boel op te ruimen. Bij feestdagen kregen we corvee in de basis omdat we “toch nergens naartoe konden”. In mijn geval werd deze bittere situatie meer dan zoet toen ik een soldate ontmoette die mij als eenzaam soldaat moest bijstaan. Dat doet ze al 47 jaar nu en ik snap nog steeds niet hoe ze het uithoudt.
Ik heb geknokt voor mijn land. Ik heb gewerkt voor mijn land en heb ook de interne crisissen meegemaakt. Net zoals nu, tijdens de discussie over wat voor een soort land we eigenlijk willen zijn. Ik hou me vast aan de laatste regels in ons volkslied “om een vrij volk te zijn in ons land Zion, Jeruzalem.” Er is plaats voor iedereen en voor elke soort gedachte. Zolang je maar aan je medemens denkt.
Onze kleinkinderen vertel ik vaak dat ik uit vliegtuigen sprong omdat ik bang ben om te vliegen. De oudsten kopen dit verhaaltje niet meer en willen weten hoe dat was: soldaat zijn, parachutist zijn. Maar net als in het lied van Neerlands Hoop zeg ik ze “Ga maar spelen, Opa is een beetje moe”.
Hoe leg je oorlog uit? De pathos laat ons zeggen dat we het doen om ons land te verdedigen en dat is absoluut waar. Maar niets in deze wereld kan een oorlog goedpraten, niets in deze wereld kan het afschuwelijke geweld van oorlog acceptabel maken. Dus laat ik ze spelen en zeg dat ik een beetje moe ben.
Het enige wat ik deze nieuwe generatie geven kan is onze omgang en vriendschap met vrienden die niet Joods zijn en net als wij, Israëlisch zijn. Mensen die heel anders denken over de geschiedenis van dit land, en het toch ook hun “thuis” noemen.
Ik denk aan Younis, die zelfs tijdens de Ramadan elke ochtend met mij onze 2 kilometer zwemt, zijn vier zonen die allemaal in dienst zijn gegaan en officieren werden. Zijn blinde dochter die een topjurist is geworden. Ik denk aan Bassam die graag alle Christelijke feestdagen met ons viert – onder voorwaarde dat wij onze feestdagen met hem vieren, omdat hij zo graag eet en snoept.
Ik denk aan de vrienden die ik begraven heb. Niet allen kwamen om: mijn allerbeste maatje Dave Lövenstein stierf in 2007 aan kanker en er is geen dag dat ik hem mis: samen opgegroeid, samen naar Israel gegaan, samen naar dezelfde kibboets in dezelfde hut gewoond, samen dienst gedaan, samen gewerkt tot hij niet meer kon en hij de wereld verliet terwijl ik hem vasthield.
75 jaar Israel en ik 50 jaar erbij zijn. Ongelooflijke verhalen, meer vrienden dan vijanden gemaakt. Met een beetje mazzel kan ik de 100 jaar Israel misschien meemaken, wie weet. Ondertussen blijf ik Zionist, blijf helpen met het bouwen van ons land en blijf helpen, ook als we af en toe de weg kwijt zijn. Heus, we redden het wel. Onze motivatie?
We hebben geen ander land.
Ik zat de laatste dagen al met mijn vingers te tikken en te zoeken van waar blijft Simon Soesan met zijn column, en JA! hebbes. Maar dit keer een traantje zo mooi.Wat is tijd Simon, dit is je leven jullie leven in Israël en dat gaat nooit meer weg. יישר כח פארן לעבן !