Screenshot YouTube
Wat betekent het concreet om in het hoge Noorden van Israël te wonen, op een zogenoemde ‘confrontatielijn’ met vijanden van de Joodse staat? Een gesprek met een van oorsprong Amersfoortse, nu een Afikse.
Zou u zich eerst kort willen introduceren bij de lezers van Israël Nieuws?
Ik ben Jeannette Gabay-Schoonderwoerd, getrouwd met Moshe, moeder van drie jongens (10, 7 en 4 jaar oud) en woonachtig op de Golanhoogten. Mijn man en ik hebben een bedrijf in de toeristische sector en daarnaast ben ik correspondente voor het Reformatorisch Dagblad.
Ik ben geboren en getogen in het mooie historische Amersfoort. Nadat ik mijn middelbare school had afgerond, ben ik Rechten en Internationaal Recht gaan studeren. Tijdens mijn studententijd was ik actief bij het toenmalige ECPYN (European Christian Political Youth Network, tegenwoordig ECPYouth), de jeugdbeweging van de Europese politieke partij ECPM. In dat kader werd ik door Christenen voor Israël uitgenodigd deel te nemen aan een zogenaamde 'Fact Finding Mission' voor jonge ‘politici’. Tijdens die reis werd mijn interesse voor Israël aangewakkerd.
Tussen de kennis die ik in het land opdeed en de informatie die ik tot me nam in het kader van mijn studie internationaal recht, alsmede via de reguliere media, zat een grote mismatch. Die kloof stimuleerde op zijn beurt verder onderzoek aan mijn kant.
In 2011 ontmoette ik Moshe, die in Israël woonde, een jongen met een Israëlische Joodse vader en een Zwitserse christelijke moeder. We bleven in contact, verloofden ons, trouwden in 2013 en vestigden ons in Jeruzalem. Na bijna tien jaar in Jeruzalem te hebben gewoond, verhuisden we naar de Golanhoogten om daar -binnen een kibboetsgemeenschap- een huis te bouwen. Onze kibboets ligt ongeveer 5 kilometer van de Syrische grens. Wonen op een 'confrontatielijn' heet dat hier in Israël; een werkelijkheid die sinds 7 oktober een nieuwe kleur en toon heeft gekregen.
Op 9 juli 2024 publiceerde u een opmerkelijke aflevering van uw “Dagboek uit Israël” in het RD onder de kop “Joods toerisme overwint Hamas”. Graag uw toelichting!
Jeannette Gabay: Er is nog altijd een grote Joodse diaspora wereldwijd. De grootste gemeenschap van Joden buiten Israël bevindt zich in Amerika, het gaat daar om meer dan 5 miljoen Joden. Hoewel voor iedere Jood het land Israël een andere betekenis draagt, merken wij -actief in de toeristische sector- dat de gruwelijke aanslagen van 7 oktober en de reactie van de wereld nadien, een intensievere focus op Israël heeft gecreëerd onder diaspora Joden.
Deels uit die focus op het kopen van onroerend goed in Israël, deels in het aanvragen van aliyah (Joodse emigratie naar Israël) en deels in het bezoeken van Israël in oorlogstijd. Wij hebben persoonlijk een duidelijke influx ervaren van Joodse tieners en jongvolwassenen die Israël in oorlogstijd komen bezoeken, met name vanuit Amerika. Veel van hun ouders stonden erop dat de programma's in Israël doorgang zouden vinden ondanks de oorlog, met een vastberadenheid die we in vredestijd niet gezien hebben.
Op veel manieren is dat alles de ultieme overwinning op Hamas. Waar Hamas probeerde Israël een pootje te haken, versterkte de Joodse focus op de staat zich juist in reactie. Overigens blijft die globale kettingreactie een fascinerend fenomeen: hoe harder Israëls tegenstanders schreeuwen, hoe meer Joden ze naar Israël drijven. Eigenlijk zou iedereen die tegen zionisme zegt te zijn -en daarmee zegt dat er geen plek is voor een Joodse staat- er alles aan moet doen om Joden zich elders zo veel mogelijk thuis te laten voelen. Het tegendeel lijkt vaak het geval.
Uw buurjongen en dorpsgenoot in Afik, Eyal Shaynes (19), sneuvelde eind juni als soldaat in Rafah in de strijd tegen Hamas. Tijdens de begrafenis zei zijn broer Noam: “We zijn beiden gevallen." "Maar ik moet weer opstaan.” U tekende aan: “Zijn woorden vinden weerklank.” Typerend voor het Joodse denken, voor de Joodse leefwijze?
Jeannette Gabay: Een tijdlang volgde ik half-half het Telegram-kanaal van Hamas. Uiteindelijk ben ik ermee gestopt omdat het mijn geest te veel werd. Eén post kan ik me goed herinneren. Een beeld werd gedeeld door de Al-Quds brigade, waarop een Israëlische soldaat door een Hamasstrijder werd omgebracht. Het bijschrift luidde: "Wij, die de dood verheerlijken tegenover hen, die het leven eren."
Het bijschrift zette me aan het denken. Want wie zegt dat in vredesnaam over zichzelf, dat hij de dood verheerlijkt? Wat zegt een martelaarscultuur over een organisatie, een samenleving? Het feit dat een dergelijke uitspraak mij bizar voorkomt, illustreert hoe zeer verschillende denk- en leefwerelden onverzoenlijk kunnen zijn.
In het Joodse denken triomfeert het leven over de dood. En als het leven overschaduwd wordt door verlies of trauma, dan worden mechanismen in gang gezet die moeten helpen de draad weer op te pakken. De historie van het Joodse volk heeft ons tot levensvierders gemaakt, meesters in posttraumatische groei.
Het verlies van Eyal en de rouwperiode nadien was een kennismaking met dat proces in het klein en van nabij. Het bestaan van Israël en de ontwikkeling die we als land door hebben gemaakt de laatste decennia onderstrepen datzelfde fenomeen in het groot; het is makkelijk om door de lens van vandaag te denken dat Israël uit een soort bevoorrechte positie handelt, terwijl we langdurig op achterstand stonden -en deels nog altijd staan- en er ondanks vele interne en externe uitdagingen steeds weer voor kiezen op te bouwen en door te zetten.
”Ik ben eerder bevreesd voor een nieuwe massamoord dan voor de oorlog”, meent Tomer Kalderon uit de noordelijke kibboets Dan in Opper Galilea. Een evidente uiting van het trauma dat het pogrom van Hamas op 7 oktober 2023 tot op de dag van vandaag achterlaat bij de Israëlische bevolking. Is dat een algemeen gevoel ook in uw directe leefomgeving in Afik?
Jeannette Gabay: Uit de uitspraak van Tomer concludeer ik dat hij oorlog -dat zich in het noorden met name in raketbeschietingen uit- afzet tegenover een massamoord die alleen kan plaatsvinden als er sprake is van een verrassingselement. In de keuze tussen die twee kwaden, zou iedere Israëliër waarschijnlijk kiezen voor de raketten. Niet omdat raketbeschietingen een makkie zijn, maar omdat je bij raketbeschietingen het een en ander kan doen om schade aan lijf en leden te beperken. Veel huizen hebben veilige kamers van gewapend beton, gemeenschappelijke schuilkelders zijn breed verspreid en daarnaast hebben we een goed functionerend luchtafweersysteem.
Hoewel we in onze woonplaats Afik in verband met de korte afstand tot de grens erg weinig tijd (<10 seconden) hebben om beschutting te vinden zodra het raket alarm gaat, is ook hier de angst voor infiltratie het grootst. In de eerste maanden na 7 oktober barricadeerden mensen 's nachts de deuren en ramen. De weinigen die een handwapen hebben (verrassing, het is in Israël helemaal niet zo gemakkelijk om een wapen te bezitten!), hadden die binnen handbereik en de rest legde een goed mes of een bijl op het nachtkastje. Hoewel de grootste paniek verdwenen is en het vertrouwen langzamerhand wordt versterkt, blijft herhaling van het 7 oktober scenario de grootste nachtmerrie. De grootste open wond is nog altijd het feit dat ons leger het af heeft laten weten, een situatie die voorheen niet voor mogelijk werd gehouden.
In een poging de gemoederen te kalmeren, schetste de veiligheidschef van ons dorp de geografische en topografische situatie in onze regio. Ja, waar Syrië aan de Golan grenst, zit een hoge concentratie van Iraanse milities, echter: Syrië, hooggelegen op een plateau, en de Israëlische Zuid-Golan, eveneens hooggelegen maar op een ander plateau, zijn afgescheiden door de diepe vlakte van de Yarmouk rivier. Een raket de vlakte over sturen kan, maar zomaar binnenlopen is moeilijker. Om het risico op infiltratie nog verder te beperken, is een speciale antiterreureenheid opgericht op de Golan.
De arts Uriel Trahtemberg van het Galillee Medical Center (GMC) zei onlangs in de Duitse pers dat de oorlog de Arabische en Joodse medewerkers van het ziekenhuis tot een eenheid heeft gevormd. Hij merkte op: “Het conflict met Hezbollah heeft getoond dat wij een gemeenschappelijk lot hebben. "De vijand zijn niet de Arabieren of de Joden, maar een extremistische ideologie.” Deelt u die observatie van Trahtemberg?
Jeannette Gabay: Absoluut! Extremistische ideologieën maken in onze regio veel meer slachtoffers dan alleen Joodse Israëliërs, en daarbij laten zij geen ruimte voor diegenen die samen voorwaarts willen.
Zowel Hamas als Hezbollah hangen extremistische ideologieën aan, dat is een belangrijk punt om helder te stellen. In Hamas’ geval is haar agenda geworteld in radicale islamitische principes, met name in een vorm van militant-soennitisch islamisme. De organisatie is een afsplitsing van de Moslimbroederschap en omarmt het idee om een islamitische staat in de regio te vestigen, geregeerd door de sharia. Hamas ziet het gehele grondgebied van Israël als een islamitische waqf ('schenking'), wat betekent dat het gelooft dat het land nooit aan niet-moslims mag toebehoren. De organisatie wijst de legitimiteit van Israël af en pleit voor de vernietiging ervan door middel van gewapende strijd, jihad. Hezbollah hetzelfde liedje, zij het dat de organisatie zich baseert op een radicaal sjiitische ideologie, sterk beïnvloed door de principes van de Iraanse Revolutie. Zie daar maar eens mee te coëxisteren of een mooiere morgen mee op te bouwen…
Er is mij overigens veel aan gelegen de coëxistentie die Uriel beschrijft te onderstrepen. In gesprekken met niet-Israëliërs merk ik namelijk vaak dat dat gegeven erg onbekend is. Zo'n 20 procent van de Israëlische staatsburgers heeft een Arabische achtergrond. Met staatsburger bedoel ik net zoveel staatsburger als ik, mijn man en de burgemeester van Bnei Brak: dezelfde rechten, dezelfde plichten. Ook in andere settings, zoals bijvoorbeeld in Jeruzalem, waar het grootste deel van de Arabische bevolking gekozen heeft voor de status van ingezetene, bestaat coëxistentie: zowel Joden als Arabieren werken bij dezelfde bedrijven, winkelen in dezelfde winkels, studeren op dezelfde universiteiten, etc. Ik stel nadrukkelijk niet dat er geen problemen zijn, of dat discriminatie in Israël niet bestaat, maar het samen bestaat absoluut ook.
Aansluitend op Uriel’s opmerking, constateer ik ook dat hoewel iedere ronde van conflict automatisch de coëxistentie onder druk zet, het deze keer toch anders is. In 2001, toen Hamas Israël met raketten bestookte en de gemoederen voor de zoveelste keer oplaaiden, ontstonden zeer grimmige en gewelddadige rellen door heel Israël en met name in de gemixte Arabisch-Joodse steden. Daar is dit keer geen sprake van, hoewel het om een veel heftigere en langere oorlog gaat. Op zoek naar het waarom gaven veel Israëlische Arabieren aan dat hoewel ze sterke sympathie voelen voor de Gazaanse bevolking, 7 oktober een brug te ver was. Een andere veelgehoorde opmerking is dat Hamas ook Israëls Arabische bevolking in het vizier had op 7 oktober: een Arabische buschauffeur werd na ondervragen zomaar neergeschoten, Israëlische Arabische Bedoeïenen bevonden zich onder de gijzelaars, etc. [Als we deze vragen bespreken, komt het nieuws binnen dat de Arabisch-Israëlische gijzelaar Farhan bevrijd is door het Israëlische leger. De vreugde is enorm en ik glimlach om de beelden. Farhan's broer, duidelijk herkenbaar islamitisch met kufi en djellaba, die het Israëlische leger dankt en prijst.]
Wat betreft Hezbollah zit de argumentatie op een vergelijkbare lijn: dagelijks klinken raket alarmen ook in Arabisch-Israëlische dorpen, er vallen ook slachtoffers door raketinslagen onder Israëls Arabische bevolking. En daarbij, wat bemoeit een sjiitische Iran-gelieerde organisatie zich met een soennitische aangelegenheid?
Hoewel er in de Arabisch-Joodse steden deze keer dus weinig heibel is, radicaliseert de Westelijke Jordaanoever wel degelijk. Ook tasten we in het duister wat betreft de mening van een groot aantal Israëlische Arabieren en Arabische ingezetenen die ervoor kiezen publiekelijk geen stelling te nemen.
Voor ons persoonlijk markeerde de oorlog de tijd waarin wij ons huis bouwden. Op de bouwplaats is een doorsnee van de Israëlische samenleving te vinden: de aannemer die de ruwe bouw deed, is een moslim uit Galilea die tijdens de Ramadan iedere vrijdag naar Al Quds (Jeruzalem) reed om te bidden en ons daarna foto's liet zien. De projectleider, een Druze uit de Noord-Golan, die zijn zoon verloor in een raketaanval van Hezbollah. De leverancier van de ramen is een Joodse man met wortels in Israël die teruggaan tot de 15e eeuw na Christus. Allemaal moeten ze schuilen als de sirenes loeien.
In uw RD-dagboek van 25 juni 2024 (“Een hele natie met het gebroken hart syndroom") observeert u dat vele Israëli’s stress en trauma ervaren, met een overvloed aan ziektebeelden tot gevolg. Ook in uw directe omgeving? Hoe raakt dat u, uw gezin?
Jeannette Gabay: Ik vind het lastig om te communiceren hoe dat nu écht voelt om in oorlogsgebied te wonen, zeker omdat we als klein landje omgeven worden door grotere en kleinere vijanden. Israëliërs beleven de oorlog erg totaal, zeker ook omdat ons leger -die de oorlog moet uitvechten- een volksleger is dat bestaat uit onze zoons, dochters, mannen, ooms, buurjongens, etc. Iedere Israëliër kent meerdere mensen die momenteel in Gaza dienen of aan de noordgrens. Veel gezinnen zijn langdurig ontwricht omdat de vaders opgeroepen zijn voor reservedienst. Omdat veel reservisten ontbreken, moeten de thuisblijvers dubbel zo hard werken. Dagelijks zijn er raket alarmen en (pogingen tot) terreuraanslagen.
Daarnaast hebben de aanslagen van 7 oktober diepe wonden in het DNA van iedere Israëliër geslagen, die nog maar niet kunnen helen omdat het lot van veel van de gijzelaars nog altijd ongewis is. Omdat lijf en ziel uiteindelijk verbonden zijn, heeft een breed spectrum aan psychosomatische klachten zich aangediend in de afgelopen maanden. Naar mijn idee is dat slechts het topje van de ijsberg.
Door het hele land kunnen Israëliërs gratis psychologische zorg ontvangen, zonder verwijzing van de huisarts. Ieder kan zich gewoon aanmelden voor een gesprek. Bij ons in het dorp hebben we een soort diaconie commissie, die sinds het uitbreken van de oorlog veel vaker in heeft moeten springen in allerlei oorlogsgerelateerde crisissituaties in het dorp.
Toen ik kortgeleden tobde met een steeds terugkerende keelontsteking zei de dokter: "Dat zie ik vaker de laatste tijd, als er geen bandbreedte is, heeft het lijf moeite de bacterie het hoofd te bieden.” Een ver familielid overleed aan het gebroken hart syndroom waarover ik in mijn dagboekstukje schreef. Ik kan u verzekeren dat elke Israëliër in antwoord op deze vraag voorbeelden aan kan voeren.
Helpt het u om in deze oorlogssituatie ook als journaliste te werken? Krijgt u (bemoedigende!) reacties van lezers?
Jeannette Gabay: Ik ben erg dankbaar voor het podium dat het Reformatorisch Dagblad mij al zo'n geruime tijd geeft, en dan met name in de vorm van de dagboek serie. Op het moment dat we deze vragen bespreken, heb ik al 75 delen geschreven. De opdracht van de redactie was simpel: het menselijke weergeven, dat wat aan ons eigen leven raakt. Het perspectief van een Nederlands-Israëlische moeder, echtgenote, (schoon)dochter, zus, buurvrouw en vriendin, woonachtig in een kibboets op een zogenaamde "confrontatie lijn". De focus van de opdracht neemt de druk weg dat ik het hele conflict in de breedte zou moeten vangen in mijn stukjes. Juist omdat de stukjes raken aan mijn eigen leven, is het voor mij een mooie manier geworden om dingen te verwerken.
Naast een stukje persoonlijke verwerking, heb ik ongelooflijk veel bemoedigende reacties ontvangen. Ik weet van onderwijzend personeel dat mijn stukjes in de klas voorleest, van verschillende scholen heb ik kleurplaten en knutsels per post gekregen, mensen sturen kaarten of e-mails en bemoedigen ook mijn ouders die in Nederland wonen regelmatig.
Ik denk dat de toegankelijkheid en menselijkheid het succes van de stukjes vormt. Kortgeleden telefoneerde ik met mijn zusje, die een weekendje weg was met twee jonge vrouwen die verder weinig met Israël op hadden. Toen zij haar het een en ander vroegen over het feit dat ik hier in Israël woon, liet zij hen een paar van mijn stukjes lezen over verlies, hoop en dilemma's. Beiden gaven aan dat ze nog nooit zo naar Israëliërs hadden gekeken, of deze kant van Israël hadden gezien. Ik was blij dat mijn stukjes een beetje inzicht konden geven, maar tegelijkertijd deed het me erg pijn dat al dat menselijke door de gemiddelde Nederlander dus niet met Israëliërs geassocieerd wordt.
De Telegraaf publiceerde een tijdje terug een column van Nausicaa Marbe waar als treffende kop boven stond: "NOS framet Israëli's als onmensen". De column schetst waar ik me de afgelopen maanden pijnlijk bewust van ben geworden: door een veelheid aan journalistieke keuzes is ook door de mainstream media een beeld gecreëerd van Israël en de Israëliër dat ver van de werkelijkheid afstaat. Ik doel hier zowel op journalistieke flaters als onvolledigheden, bijvoorbeeld de opmerking "dit kan niet onafhankelijk geverifieerd worden", die herhaaldelijk toegevoegd wordt achter Israëlische stellingnames -ook als die wel degelijk onafhankelijk geverifieerd kunnen worden- maar elders ontbreekt. Denk ook aan woordkeuze en definiëring, de keuze welke kop boven een stuk te zetten, de keuze welk nieuws nieuwswaardig is en welk nieuws niet, bronnenkeuze en zelfs woordvolgorde en chronologische weergave.
Als we verschillende nieuwsplatforms op grond van het bovenstaande beoordelen, dan staat het er treurig voor. En nog treuriger, dat werkt uiteindelijk alleen maar verdere verdeeldheid in de hand, zowel als het gaat om het Arabisch-Israëlische conflict als om situaties binnen Nederland. Hoewel mijn stukjes op lang niet alles direct ingaan, poog ik in ieder geval de menselijkheid terug te brengen en de Israëliër een gezicht te geven.
Deze zomer komt u vanwege de onmisbaarheid van uw man niet naar Nederland met uw gezin voor vakantie, zo las ik in uw dagboek. Hoe zwaar is dat na negen maanden van luchtaanvallen door Hezbollah?
Jeannette Gabay: We mogen ons gelukkig prijzen dat ons dorp in een gekke uithoek ligt, zodat we niet al te regelmatig beschoten worden. Ondanks ons goede luchtafweersysteem en de wijdverbreide schuilkelders, betaalt Israël namelijk alsnog een hoge prijs voor de raketaanvallen. Ook in onze directe omgeving hebben we dat ervaren. De Druzische aannemer die ons nieuwbouwhuis bouwt, heeft recent zijn zoon verloren bij een raketinslag. Een echtpaar van middelbare leeftijd uit een nabijgelegen kibboets kwam te overlijden toen een raket hun auto raakte. Het gebouw van een nabijgelegen kerkelijke gemeente werd door een inslag erg beschadigd.
De lengte van de oorlog is een factor die erg bepalend is. Bij ieder plan dat je maakt, doe je een korte risicoberekening en als je ervoor kiest om iets te ondernemen, moet je kunnen berusten in het feit dat de plannen ineens kunnen wijzigen. Met de tijd ontstaat een zekere vermoeidheid, altijd maar die calculaties moeten doen.
Toen Iran en Hezbollah grote vergeldingsacties aankondigden na de dood van Fuad Shukr en Ishmail Haniyeh en die vervolgens wekenlang uitbleven, werden we heen en weer geslingerd tussen verschillende emoties. Eerst werden alle activiteiten afgezegd, daarna werd er voorzichtig weer het een en ander ondernomen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het onderwijs. In de eerste paar maanden van de oorlog wilde niemand de verantwoordelijkheid op zich nemen om heel veel jonge kinderen onder een dak te hebben, maar met de tijd werd duidelijk dat het een te groot offer vergt van de kinderen om de scholen zomaar langdurig dicht te houden.
Als de luchtalarmen loeien, raakt iedereen door een stressreactie bevangen. Bij sommigen heftiger dan bij anderen. Met name voor kinderen is de situatie moeilijk te bevatten, hoewel ze gedrild zijn in het hoe en wat als de sirenes afgaan. We zijn de afgelopen maanden collectief een stuk onbezorgdheid kwijtgeraakt. Aan de andere kant zijn juist dit de omstandigheden waarin je de kleinere dingen leert te waarderen. Dat vernieuwde perspectief is zeer waardevol, alles krijgt de juiste proporties.
Typisch voor het in doorsnee sterk anti-Israëlische sentiment in de Nederlandse mainstreampers is een kop in de Volkskrant van 26 juli 2024, “Israël wordt een huis dat elk moment kan ontploffen – ik zou er niet in willen wonen”, het letterlijke citaat van de Nederlandse oud-diplomaat Robert Serry, die als VN-gezant van 2007 tot 2024 in Jeruzalem diende.
Graag uw commentaar op deze uitspraak!
Jeannette Gabay: Hoewel ik het artikel niet ken en niet geheel kan duiden wat Serry met zijn opmerking bedoelt, klinkt in deze uitspraak voor mij een miskenning door het feit dat veel Joden geen plan B hebben buiten Israël. Waar Serry -bij wijze van spreken- vandaag in Israël is en morgen in Nederland en overmorgen in Amerika, heeft de historie uitgewezen dat het Joodse volk uiteindelijk op zichzelf aangewezen is. Dat is een van de belangrijkste pijlers van Israël. Daarnaast denk ik dat de explosiviteit waarover Serry spreekt deels te wijten is aan het handelen van organen zoals de VN die Serry vertegenwoordigt. Eerst hand in eigen boezem dus, zou ik zeggen.
Ik verklaar:
In het verleden werkte ik voor voor thinc. (The Hague Initiative for International Cooperation), een organisatie die onderzoekt hoe het Internationale Recht gebruikt en misbruikt wordt om de staat Israël te delegitimeren. Tijdens mijn werkzaamheden daar werd ik mij bewust van het feit dat er binnen de internationale instituten, waaronder ook de VN, een meetlat bestaat voor de wereld en een andere voor Israël, die zich meestal uit in disproportionele aandacht voor Israël. Die disproportionele aandacht en scheve maatstaf zijn -naar mijn bescheiden mening- één van de factoren waarom de situatie hier in Israël zo explosief is als ze is. Een andere benadering had de (internationale) druk en de lokale uitgangspositie veranderd en daarmee de oplossing van het conflict positief kunnen beïnvloeden.
Een aantal voorbeelden van de verstorende werking van de internationale instituten:
Al in 2005 riep Koffi Annan op om de mensenrechtenraad van de VN te ontbinden, omdat het orgaan "een schaduw werpt op de reputatie van de VN in zijn geheel". Sindsdien is echter niets verbeterd. Kern van Annan's kritiek zat in het feit dat het orgaan serieuze mensenrechtenschendingen onbesproken laat en op andere onevenredig en disproportioneel focust. Dat laatste uit zich met name als het over Israël gaat. Het is het enige land dat een vast agendapunt is tijdens de vergaderingen van de commissie. Tussen 2006-2023 was Israël het onderwerp van 103 van de 280 veroordelende resoluties (37%) die de Mensenrechtenraad heeft aangenomen, ondanks het feit dat andere landen -waar de mensenrechtensituatie volgens alle perimeters er veel slechter voorstaat en rechtsstatelijke principes niet nageleefd worden- nooit veroordeeld werden.
De UNRWA (United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees) is het enige VN-agentschap dat zich toelegt op hulp aan vluchtelingen uit een specifieke regio of conflict. Door de definitie van de UNRWA zijn Palestijnse vluchtelingen daarnaast de enige vluchtelingen wereldwijd die hun vluchtelingschap generationeel overdragen. Wonderlijk, zeker daar de honderdduizenden Joodse vluchtelingen uit de Arabische landen überhaupt nooit vluchtelingenstatus of -hulp hebben gekregen. Naast het goede werk dat UNRWA doet, zitten er vele haken en ogen aan de opzet: de lokale autoriteiten nemen hun verantwoordelijkheid te weinig (een Hamas-woordvoerder zei letterlijk: wij werken ondergronds, laat UNRWA de zaken bovengronds maar regelen); de opgebouwde afhankelijkheid van het orgaan staat ook een definitieve oplossing van het conflict in de weg, en daarnaast maakt het feit dat de organisatie zozeer lokaal geplant is het onmogelijk om zuiver of neutraal te blijven. Het feit dat het Israëlische leger meermaals de UNRWA-hoofdkwartieren in Gaza alsmede UNRWA scholen binnen is gevallen en op grond daarvan belastende informatie publiceerde, onderstreept dit. Dit plus de belastende informatie die verband hielden met UNRWA en naar voren kwamen in de onderzoeken naar de aanslagen van 7 oktober, leidden onder andere tot het ontslag van UNRWA-medewerkers en het inhouden van fondsen voor UNRWA.
Over de rol van het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof is ook veel te zeggen. Sinds ongeveer 2011 kiest de PLO (Palestinian Liberation Organization, de officiële vertegenwoordiging van de Palestijnen) er bewust voor om via internationaalrechtelijke procedures de druk op Israël op te voeren. Vaak succesvol. Op de redevoeringen van de hoven is juridisch nogal wat aan te merken, en de huidige president staat erom bekend geen vriend van Israël te zijn, wat niet bepaald bijdraagt aan zijn onafhankelijkheid. Neem de meest recente 'Advisory Opinion' van 19 juli 2024 waarin het Internationaal Gerechtshof (ICJ) concludeert dat de Israëlische aanwezigheid in “bezet Palestijns gebied” het Palestijnse recht op zelfbeschikking schendt en illegaal is, en dat alle Israëlische aanwezigheid beëindigd moet worden en Israëlische dorpen geëvacueerd moeten worden. Volgens het Hof bestaat "bezetting uit de uitoefening door een staat van effectieve controle over buitenlands gebied". Toch doet het Hof geen onderzoek naar de vraag of Jeruzalem, Judea en Samaria "buitenlands gebied" zijn, of levert het bewijs dat ondersteunt wanneer het precies Palestijns was of werd. Daarnaast propageert het Hof een soort apartheidsregime in de Palestijnse gebieden en laat het de historische band die het Joodse volk met Israël heeft plus zijn legitieme veiligheidsbelangen volledig onbesproken. Ik vind dat ongekend. In die context vertel ik vaak het verhaal van mijn man's oma. Haar familie woonde jarenlang in Hebron, dat door de internationale gemeenschap nu als 'bezet Palestijns gebied' aangemerkt wordt. Toen Arabieren in 1929 een grote massamoord pleegden op de lokale Joden (ver voor de staat Israël, ver voor de nederzettingen…), ontkwam de familie en trokken ze naar Jeruzalem. Wie kan mij uitleggen waarom Joden nu ineens niet meer in Hebron mogen wonen?
Hoe belangrijk is uw geloof in een voor de gemiddelde Nederlander onvoorstelbare situatie van leven onder acute oorlogsdreiging?
Jeannette Gabay: Kortgeleden zat ik om de tafel met een religieuze vrouw uit een buurdorp en een seculiere buurvrouw uit Afik. We bespraken het thema geloof met elkaar en kwamen tot de conclusie dat het antwoord tweeledig is. Allereerst is het geloof alles geworden. Na 7 oktober is alle vaste grond onder Israëliërs weggeslagen. De instituten waar we rotsvast op vertrouwden hebben afgedaan. Zelfs ons eigen volksleger, het instituut dat de optelsom is van ons allemaal, heeft ons in de steek gelaten. Als alle vastigheid wegvalt, blijft alleen het vertrouwen dat dit alles ergens past in het plan van de God van Israël. De Bijbel en met name de profetieën geven handvatten die houvast bieden als het gaat om Israëls toekomst en positie in de wereld.
Naast houvast heeft de gelovige in Israël juist ook te kampen met een reeks verschrikkelijk moeilijke vragen. Net zoals de Holocaust verschrikkelijk moeilijk te rijmen is met een allesziende en almachtige God, zoemen ook nu kernachtige vragen door vele hoofden: waarom heeft God dit toegelaten? Waarom moest het zo gruwelijk zijn? Waarom moest het zo groot zijn? Waarom vergt de nasleep zoveel van ons?
In de context van ons dorp benaderen nog altijd vele buren mij met de vraag waarom ik niet naar Nederland ga in deze oorlogstijd. Het feit dat ik het leven door een bril van geloof en hoop bekijk, is daarvoor de grootste reden. Ik voel me door God hier geplaatst, juist voor een tijd als deze.
Comments