Hij was het kleine broertje van mijn moeder, Betty, en haar zus Sonja. Geboren op 20 maart 1926. Onthoud deze datum. In juli 1942 kreeg hij een brief waarin hij werd opgeroepen zich te melden om te gaan werken voor het Reich.
Samen met Betty ging hij zich aanmelden. Een meneer van Aalst van de gemeente ontving hen op 15 juli. Hij raadde de roodharige tiener aan geen stempel “J” van Jood in zijn persoonsbewijs te nemen, omdat hij er niet Joods uitzag volgens hem en stuurde het stel naar huis.
Simon’s vader, Sal Caun, had geen idee wat er zich na de transporten afspeelde. Bijna niemand had dat toen. Het was 1942, en het systematisch vernietigen van Joden was net begonnen. Sal vond dat het onnodig was om rond te lopen met een vals persoonsbewijs. De brief had het over werk voor drie maanden. Samen met zoon en dochter begaf hij zich op 18 juli weer naar meneer van Aalst, die hij bedankte voor het idee, maar de hulp afsloeg. Van Aalste rectificeerde op het gemeente-kaartje van Simon en had geen keus dan al op de kaart te schrijven dat Simon op 21 Juli op transport zou gaan van Westerbork. TRP 21/7/42, schreef hij op het kaartje.
Op 20 juli moest Simon met de trein naar Westerbork. Om de kans op een goede baan te vergroten had zijn vader hem een mooi kostuum gekocht. Na een emotioneel afscheid van zijn moeder en zussen ging Simon op de foto met zijn vader, in zijn nieuwe kostuum. De foto werd genomen door het vriendje van Betty, Jaap Soesan, mijn vader, bij de ingang van hun huis op de Plantage Doklaan 28 in Amsterdam.
Simon met zijn vader Salo Caun
Die avond ging Simon, samen met nog wat vrienden, zingend op de trein naar Westerbork. Het zou immers maar drie maanden werk zijn.
Jarenlang was hij een droevig verhaal zonder einde in onze familie. Niemand wist wat er met hem gebeurd was, er waren geruchten over Sobibor, misschien Auschwitz, maar er was niets bekend, behalve een laconieke rode briefkaart die het Reich enkele weken na Simons’ verdwijning stuurde om te zeggen dat hij goed was aangekomen en aan het werk was.
Ik werd op 20 maart 1956 geboren en kreeg zijn naam, evenals een neef, een zoon van Sonja, die ook zijn naam droeg.
Twintig jaar geleden werd mijn moeder ziek. Ze werd opgenomen in het ziekenhuis. Ik was op zakenreis in het buitenland maar keerde om en bezocht haar vroeg in de morgen, direct na de landing. Toen ik haar vroeg hoe het ging, lachte ze en zei dat ze voorlopig nergens heenging. Ze vertelde dat ze haar broertje had gezien (“hij zat daar, bovenop die kast..”) en die had haar verteld dat ze nog tijd genoeg had op aarde. Op mijn vraag of ze hem nog steeds miste, antwoordde ze dat het voor haar gisteren gebeurd was.
Ik besloot te gaan onderzoeken wat er met hem gebeurd was. De Duitsers en de Nederlanders hielden immers alles bij, er moest ergens iets te vinden zijn. Dat duurde bijna een jaar. Ik belde, faxte, mailde naar alle Duitse en Nederlandse instellingen die ik maar kon vinden. Ik kreeg zelden een antwoord. Maar na bijna een jaar kreeg ik een antwoord van het Auschwitz museum in Polen. Een meneer Kowalski, die toen de directeur van het museum was, schreef me dat, nadat ik ze zeven maal had geschreven, hij besloten was een student het te laten onderzoeken. En er was resultaat.
Hij schreef:
“I can confirm that Simon CAUN born March 20, 1926 is listed on a transport
list from Westerbork to KL Auschwitz, transport of July 21, 1942. This
document was drawn up in the Netherlands, and we kept a copy in our
Archive.
Unfortunately, there is no further information about the above-mentioned
person into Auschwitz records.
According to our knowledge the transport with 931 Jewish men, women, and
children arrived to KL Auschwitz on July 22, 1942. After the selection,
479 men were admitted to the camp and received numbers 50403-50881; also
297 women were registered with Nos. 9880-10176. The remaining 155 people
were killed in the gas chambers.”
Gevonden! Na twee dagen in de trein van Westerbork naar Auschwitz kwam de trein ’s avonds tegen zevenen aan. Simon was waarschijnlijk uitgeput, misschien huilend, want hij ging niet naar de beruchte selectie, hij werd nog diezelfde avond vermoord in de gaskamer van Auschwitz.
Ze hadden hem gevonden op een lijst uit Westerbork, die het transport van 21/7/42 detailleerde. Een Nederlander vinkte zelfs zijn naam af, om te verzekeren dat Simon op de trein zat:
Eindelijk hadden mijn moeder en haar zus een datum, eindelijk was er bekend wat er met Simon gebeurd was, hoe tragisch dan ook. Op het graf van mijn moeder ligt een kleine grafsteen voor haar broertje Simon.
Wat mijn grootvader, Sal Caun, al die jaren na de oorlog (mijn grootouders en ouders overleefden de oorlog omdat ze ondergedoken waren in Limburg en Brabant) heeft moeten denken en voelen kan ik slechts raden. Hij overleed aan een hartinfarct in 1959.
Deze week kwam de Nederlandse tak van onze familie bijeen op de Plantage Doklaan. Een Stolpersteine, een struikelsteen, in de naam van Simon Caun werd geplaatst voor de ingang van het huis op nummer 28, ter herinnering aan hem, opdat mensen zullen weten dat hij eens bestond, een jochie van 16 met dromen voor zijn toekomst, een van de zes miljoen, een van de meer dan honderdduizend Nederlandse Joden, die verkocht, verraden, opgepakt, getransporteerd en vermoord werden.
Zijn herinnering is tot een zegen geworden.
Ik draag zijn naam met trots.
Zij nagedachtenis zei tot Zegen.😭
Wat een verhaal Meneer Soesan. Onlangs heb ik het Holocaustmuseum in Amsterdam bezocht en op de wandeling daar naar toe verschillende struikelsteentjes gezien. Allemaal kleine monumentjes; erg indrukwekkend.