Screenshot YouTube
Wat is nu precies de historische context van het pogrom van Hamas? Het gedocumenteerde antwoord van de Franse historicus Georges Bensoussan luidt: de pogroms in Palestina vóór de stichting van de staat Israël. Hamas herhaalde religieus geladen, verbijsterende wreedheden uit voorbije eeuwen.
Het historische essay van Bensoussan is april 2024 uitgegeven door de Franse denktank “Fondation pour L’Innovation Politique” onder de titel “Pogroms in Palestine before the creation of the state of Israel (1830-1948)”.
De auteur attendeert meteen op de minderwaardige positie van Joden en christenen onder moslimgezag. Als zogenoemde dhimmi’s (Arabisch voor “beschermde personen”), als ongelovigen, waren zij inferieur aan moslims. Heel veel beschrijvingen van Joods leven in Arabische moslimlanden in de 19e eeuw laten zich samenvatten in één kernwoord: verachting. In 1910 merkte een westerse reiziger over Jemen op: “De Jood is het beest dat je op elk ogenblik kunt slaan, zonder enige reden, om je woede op te koelen.”
Onder het Ottomaanse rijk woonden de Palestijnse Joden in de 19e eeuw hoofdzakelijk in Jeruzalem, Safed en Tiberias. Kleinere Joodse gemeenschappen waren er in Haifa en Saint-Jean-d’Acre. In Jeruzalem heerste een klimaat van vernedering en wijdverbreide vrees, aldus Bensoussan. Veelzeggend is zijn toevoeging: “zoals vaak het geval is op Arabisch-moslims terrein”. De Joodse reiziger Abraham Yaari observeerde deze vijandige leefomgeving voor de Joden heel accuraat: “De Arabieren treden met vijandig geweld tegen de Joden op. Zij vervolgen de kinderen van Israël in de straten van de stad. Als een Jood wordt geslagen, moet hij een smekende houding aannemen en ter vergelding geen onvriendelijke woorden bezigen, wil hij zelfs niet meer klappen oplopen. In hun ogen stellen wij als mensen niets voor.”
De eerste pogrom waarbij Bensoussan stilstaat, brak officieel op 15 juni 1834 uit en duurde 33 dagen. De getroffen regio’s waren Nablus, Hebron, Bethlehem en Safed. Ongenoegen over een vooruitstrevend bestuur onder Egyptische regie, met openheid naar Joden en christenen, ontlaadde zich op Joodse hoofden. Gewapende Arabische dorpelingen, vergezeld door bedoeïenen, moordden onder de Joden en verkrachtten hun vrouwen. Het totale aantal slachtoffers overschreed waarschijnlijk 500 doden. Synagogen werden geplunderd en in brand gestoken, kostbare voorwerpen gestolen of vernield. Rabbi Menahem Mendel getuigde dat van “zowel mannen als vrouwen de kleren werden afgerukt waarna ze vervolgens naakt door de stad werden opgejaagd”. Verschillende leiders van de pogrom werden gearresteerd en publiekelijk geëxecuteerd. De pogrom van 1834 herhaalde zich in augustus 1838. Beide pogroms vloeiden voort uit religieuze vijandigheid.
Na de Eerste Wereldoorlog veranderde het politieke toneel op ingrijpende wijze voor de Joodse gemeenschap in Palestina. Het Ottomaanse gezag maakte plaats voor een Brits mandaat, gesanctioneerd door de Volkenbond in juli 1922. De Britse belofte van de stichting van een “nationaal tehuis voor het Joodse volk” ging daar in november 1917 aan vooraf.
De Arabische oppositie tegen dit zionistische streven kleurde in 1920 en 1921 almeer groen, islamitisch. De eerste moordpartijen op Joden in Jeruzalem en Jaffa leverden het bewijs door de aangeheven leuzen: “De Joden zijn onze honden” en “Wij zullen het bloed van de Joden drinken”. Maakte de Arabische oppositie (vooral opgeleide christelijke Arabieren) aanvankelijk nog een duidelijk onderscheid tussen Joden en zionisten, daarvan was in de verspreide pamfletten van 1919 geen sprake meer. De inwoners van Jeruzalem en Jaffa konden lezen hoe “Joden”, dus niet specifiek zionisten, “giftige slangen” heetten. Hetzelfde jaar klonk ook de oproep tot geweld: “De Yarmouk zal volstromen met bloed, maar Palestina zal niet aan de Joden toebehoren.”
Op vrijdag 4 april 1920 gaf de burgemeester van Jeruzalem voor een uitzinnige menigte, inclusief 600 islamitische pelgrims, het signaal voor een nieuwe pogrom. Hij riep iedereen op “hun bloed te geven voor Palestina”. De menigte reageerde in koor met “Wij zullen het bloed van de Joden drinken”. Daarop verhief de leider van de pelgrims zijn stem en schreeuwde: “Itbah al Yahoud!” ofwel “Slacht de Joden af!” Van 4 tot 7 april 1920 barstte een teugelloos geweld los. Joden liepen verminkingen op, messteken (in meer dan 200 gevallen) en vonden ook een vreselijke dood (6 personen). En alweer: tal van verkrachtingen van Jodinnen. Vele Joden, die altijd in de Oude Stad van Jeruzalem hadden gewoond, weken uit naar de westelijke districten van de stad.
Een jaar later (begin mei 1921) trof een pogrom de Joodse gemeenschap van Jaffa. Die kostte aan vijftig Joden en een gelijk aantal Arabieren het leven. De laatsten stierven onder Britse handen. Zowel bij de pogrom van 1920 als die van 1921 weigerde de Arabische politie (onder Brits gezag!) in te grijpen. Sommige Arabische agenten deden zelfs mee aan beide pogroms.
“Na deze onlusten worstelde de Joodse gemeenschap in Palestina met een gevoel van kwetsbaarheid”, constateert Bensoussan. Hij citeert daarbij een promimente journalist, Itamar Ben Avi, die in 1922 optekende: “De golven en stormachtige zeeën van de islam zullen uiteindelijk worden ontketend. Als wij dit getij niet weten te keren door een akkoord, zal dat ons in zijn toorn overspoelen. Tel Aviv, in al haar pracht, onze kusten en al hun schoonheid zullen worden weggevaagd.”
Bij de volgende pogrom van 1929 in het Britse mandaatsgebied Palestina verschijnt de notoire antisemiet en latere nazi-collaborateur Amin al Husseini, de beruchte groot moefti van Jeruzalem, ten tonele. Let wel, de Britten benoemden deze vertegenwoordiger van een machtige clan. “Hij tilde het Joods-Arabisch conflict op een religieus niveau”, stelt Bensoussan, “door zijn voortdurende provocaties rond de Klaagmuur”. De moefti gunde zelfs de vier meter ruimte niet aan de Joden bij de Kotel Ha Maarivi, die ze toentertijd als gebedsplaats hadden. De “heilige plaatsen” van de moslims zouden zijns inziens in gevaar zijn door “Joodse provocaties”.
De spanning liep medio augustus 1929 hoog op tussen moslims en zionisten. Aan beide zijden werd bij de Klaagmuur “de Muur is van ons” gescandeerd. Met dit verschil dat het moslimkamp er meteen aan toevoegde: “Snijd de Joden de keel door”. De bom barstte op vrijdag 23 augustus, na een verhitte moskeepreek. Een chaotische meute golfde met allerlei wapentuig door de Joodse wijk van de Oude Stad. Op 28 augustus rapporteerde Georges Achard, hoofd van het Franse consulaat in Jeruzalem: “Het was een waar bloedbad, met Arabieren die kelen doorsneden of mensen dood stenigden en geen enkele genade kenden voor vrouwen en kinderen.”
“In Jeruzalem slaagde de Haganah (Joodse zelfsverdedigingseenheid, gevormd in 1920) erin verschillende Joodse wijken te beschermen met de hulp van christelijke Arabische buren”, informeert de Franse onderzoeker. Hij wijst er nadrukkelijk op dat “geen Engelse politieman het vuur opende” op de moorddadige Arabische bende. Op deze pogromsdag in en rond Jeruzalem lieten 17 Joden het leven.
Ondertussen verspreidde het Arabische geweld zich naar Tel Aviv en Haifa (23 doden). “Het gevolg was dat 60 procent van de Joodse dorpen in Palestina werd aangevallen. Huizen en apparatuur werden verwoest, oogsten in brand gestoken en vee afgeslacht. Van zes Joodse nederzettingen bleef geen steen staan”, vat Bensoussan samen.
Echter, de gruwelijkste taferelen speelden zich op zaterdag 24 augustus 1929 in Hebron af. In de stad leefden zo’n 600 overwegend orthodoxe Joden. Binnen twee uur tijd werden 67 Joden, inclusief twaalf vrouwen en drie kinderen, op barbaarse wijze omgebracht. En alweer: de Arabische politie weigerde in te grijpen. In de buurt van Tel Aviv deed zij dat daarentegen wel. Het bloedbad in Hebron markeerde het einde van de Joodse gemeenschap in de stad. Precies twee dagen later verlieten de overgebleven Joodse inwoners onder Britse escorte de stad. Eind augustus kwamen ook 44 Joden bij geweld om het leven in Safed.
Alle getuigen van de pogrom in Hebron -Joods, Engels, westerse consulaire staf- waren verbijsterd door de gepleegde barbarij. Hun gedetailleerde notities roepen de beelden op van de weerzinwekkende pogrom van Hamas op 7 oktober 2023. Uitgestoken ogen bij een lichamelijk gehandicapte; een bakker, aan handen en voeten gebonden, met zijn hoofd in een fornuis; een rabbi met afgesneden geslachtsdelen…
Rond vijftig Joodse mannen en vrouwen zochten een toevlucht buiten het getto in de Anglo-Palestijnse Bank. De Arabieren wisten hen evenwel snel op te sporen. Wat er toen gebeurde, legde de Franse journalist Albert Londres schriftelijk vast: “Het was zaterdag 24 augustus om negen uur in de morgen. Ze sneden handen af, vingers, hielden hoofden boven een fornuis, ze verwijderden ogen. Mannen werden verminkt. Jonge meisjes van 13, moeders en grootmoeders werden in bloed gedrenkt en op rij verkracht.”
Na 1929 volgden de pogroms elkaar op in Brits Palestina… tot de stichting van de Joodse staat in 1948. Echter, op 7 oktober 2023 vond weer een pogrom plaats en wel op Israëlisch grondgebied. De geest van de moordenaars, Hamas en trawanten, geeft Georges Bensoussan treffend weer: “Dit demonisch antizionisme maskeert een antisemitisme dat de uitroeiing van de Israëli’s voorstaat “uit principe”. Niet om wat zij doen, maar om wat zij zijn.
Toch, ondanks dit tij van oproepen tot massamoord schenken de westerse media weinig aandacht aan het hedendaagse antisemitisme van moslimzijde.” Vanwaar? Dé open vraag aan/voor westerse media vandaag!
Bas Belder, historicus
Ook ik kan de misdaden die hier beschreven worden niet echt bevatten. Het is allemaal zo onmenselijk en toch zijn het mensen die deze dingen doen. Het raakt me diep. Ook het opgelaaide antisemitisme en die vreselijke demonstraties. Verschrikkelijk. Dat Israel en de Joden worden weggezet als criminele monsters is onrechtvaardig en leugenachtig en ziek.
Wat ik er tegenover probeer te zetten is mentale steun geven aan het Joodse volk, door solidair te zijn, mij uit te spreken waar mogelijk. Mij meer te verdiepen in de achtergronden en historie van de oorlog die nu gaande is. Een oorlog die nodig is omdat Israel de enige plek in de wereld is waar Joden veilig kunnen zijn. Dat heeft de geschiedenis bewezen…
Het meeste wat beschreven staat, herken ik en daar heb ik geen antwoord op.
Ik bevat deze vorm van misdaden niet. Op de 1 of andere manier beschermen mijn hersenen me om het in te nemen. Ik denk dat als dat wel zou gebeuren, dat ik liever dood ben. Het maakt me machteloos en gedwongen om me te verweren op de manier waarop er ook nu gereageerd wordt op dit demonische geweld.
Rondlopen in een concentratiekamp, met overblijfsels van haar, schoeisel en tanden, maakt dar ik volkomen ontmanteld raak en bewust dat ik niemand de schuld kan geven, omdat ik weet dat alle mensen iets van deze donkerheid in zich hebben. Ik weet dat als het noodlot me bedreigt dat…